Een woning die op korte afstand van een bedrijf gelegen is, zal mogelijk overlast in de vorm van geluids-, geur- of lichthinder ervaren. Om deze mogelijke overlast zo veel mogelijk te beperken, is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de VNG), de Handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” in het leven geroepen. Deze handreiking bepaalt dat er richtafstanden aangehouden moeten worden tussen milieugevoelige functies en omliggende bedrijven. Bij milieugevoelige functies gaat het bijvoorbeeld om woningen, ziekenhuizen en scholen.
Handreiking “Bedrijven en Milieuzonering”
In de Handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” worden bedrijven ingedeeld op basis van de te verwachten milieuhinder. Per milieuonderdeel (geur, geluid, stof en externe veiligheid) wordt aangegeven welke milieuhinder verwacht kan worden. Per milieuonderdeel leidt dat tot een afstand die moet worden aangehouden tot een milieugevoelige functie. Dit leidt weer tot een indeling in verschillende milieucategorieën, afhankelijk van de grootste afstand die moet worden aangehouden. Hoe groter de milieuhinder, hoe hoger de milieucategorie die aangehouden moet worden.
De verschillende milieucategorieën zijn genummerd van 1 tot 6, waarbij ook gewerkt wordt met de subcategorieën 3.1 en 3.2, 4.1 en 4.2, en 5.1, 5.2 en 5.3.
Bij milieucategorie 1 gaat het om bedrijven met een heel lage milieuhinder voor de omgeving, zoals kantoren. Bedrijven met milieucategorie 3 zijn bijvoorbeeld een paardenfokkerij en een autoplaatwerkerij. Bij milieucategorie 6, de hoogste milieucategorie, gaat het om zeer milieuvervuilende bedrijven, zoals een kerncentrale of een olieraffinaderij.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Op het moment dat de gemeente besluit om aan (een deel van) een plangebied de bestemming “Bedrijven” toe te kennen, moet ook worden vastgelegd welke type bedrijven zijn toegestaan. Qua milieuhinder maakt het immers een groot verschil of bedrijven met milieucategorie 1 of milieucategorie 6 zijn toegestaan. Daarom wordt in bestemmingsplannen in ieder geval opgenomen tot welke milieucategorie bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, bijvoorbeeld tot milieucategorie 2 of 3.2.
Daarbij wordt vaak ook nog een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgesteld. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt exact aangegeven welke soort bedrijven zijn toegestaan. Hiermee kan een gemeente de verschillende bedrijfstypes in een gebied enigszins beperken. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een gemeente alleen enkele specifiek genoemde bedrijfstypes van een bepaalde milieucategorie wil toestaan. De Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan.
Richtafstanden
Hoe hoger de milieucategorie, hoe groter de richtafstand die aangehouden moet worden tot een milieugevoelige bestemming. In beginsel geldt bijvoorbeeld een afstand van 10 meter voor milieucategorie 1, een afstand van 100 meter voor milieucategorie 3.2 en een afstand van 1500 meter voor milieucategorie 6.
De richtafstanden zijn indicatief. Dat wil zeggen dat zij in beginsel kunnen worden aangehouden als afstand waarbij geen milieuhinder optreedt. Er kan echter gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden, indien dit uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening gerechtvaardigd is. In sommige gevallen betekent dit dat een grotere afstand moet worden aangehouden dan de richtafstand, in andere gevallen kan een kleinere richtafstand worden aangehouden. Uiteindelijk blijft ook het bepalen van een juiste richtafstand afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Gemengd gebied
Voor percelen in gemengd gebied geldt dat de richtafstand met één afstandsstap mag worden verkleind. Bij gemengd gebied gaat het volgens voornoemde handreiking om een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Dit betekent dat naast woningen ook andere functies voorkomen, zoals winkels, horeca en bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied kan tot het gemengd gebied behoren. Een voorbeeld: voor milieucategorie 4.1 geldt normaliter een richtafstand van 200 meter, in gemengd gebied geldt echter een afstand van 100 meter.
Conclusie
Op het moment dat een milieugevoelige functie bij een bedrijf wordt gerealiseerd of andersom, is de Handreiking ”Bedrijven en Milieuzonering” van toepassing. Vaak is daarbij ook de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan van toepassing. Er dient gekeken te worden binnen welke milieucategorie het bedrijf valt en welke richtafstand aangehouden moet worden. Daarnaast zijn de richtafstanden indicatief en is het in sommige gevallen nodig dat een ruimere of juist een kortere richtafstand wordt aangehouden.
Bert Visscher zegt
Als vrijwilliger bij de Nederlandse Stichting Geluidhinder sinds 2015 en jarenlange ervaring bij 2 gemeenten merk ik dat gemeenten, gefaciliteerd door de Afdeling Bestuursrechtspraak niet goed ruimtelijk ordenen. Zelf heb ik jarenlang gewerkt met een bij de gemeente ontwikkelde Bouwaanvraagformule die in beeld moet brengen welke geluidgebruiksruimte in beslag genomen wordt en of dat in overeenstemming is met de toegekende of toe te kennen geluidgebruiksruimte lager dan 50 dB(A) ter waarborging van het handhaven van het referentieniveau voor het omgevingsgeluid, waarover op pagina 204 van de VNG2009 eea is verwoord. De toegekende geluidgebruiksruimte wordt bepaald door de categorieaanduiding. Zo kan een categorie 3.2 activiteit X over niet meer dan 45/65 dB(A)-woningbouwvrije geluidgebruiksruimte in een omvang van 100 m beschikken. En is die ruimte niet beschikbaar dat zal een geluidgeoptimaliseerde terreininrichting en een geoptimaliseerde geluidwering van bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn om een kortere afstand dan 100 m mogelijk te maken. Dan kan niet worden volstaan met het Bouwbesluit en moet een omgevingsvergunning dat waarborgen. Lukt ook dat niet dan zal een grotere afstand moeten worden gehanteerd dan de kortere afstand zonodig groter dan 100 m. Een recente uitspraak van de Afdeling is dat de verleende omgevingsvergunning niet behoeft te worden aan het bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan niet beschikt over geluidnormen waaraan getoetst moet worden, daarmee ontkennend dat die normering verborgen zit in de toegestane categorieaanduiding 3.1. De Afdeling lijkt daarvan geen weet te hebben en in deze zaak ga ik de Afdeling met betrekking tot de behandeling van de hoofdzaak confronteren met het gegeven dat een vergunning is verleend voor een 4.2 activiteit X terwijl het bestemmingsplan slechts 3.2 activiteit X toestaat.
Heb zitten googlen op de categorieaanduiding en kwam daarvan weinig hoopgevends tegen, behalve jullie site. Benieuwd of dit ook voor jullie nieuwe ervaring is. Wat ik veel tegen kom in de uitspraken van de Afdeling is dat ze met het negeren van het heersende referentieniveau lager dan 50 dB(A) vrijwel altijd toestaat dat kan worden aangesloten op de normen van Activiteitenbesluit.