Wil je een woning realiseren nabij een perceel met de agrarische bestemming? Of ben je eigenaar van een agrarisch bedrijf en vrees je voor belemmering van jouw agrarische bedrijfsvoering door de komst van woningen nabij jouw gronden? In zo’n geval kan je te maken krijgen met de zogenaamde spuitzone. Dit is de ruimte rondom een gebied waar gewassen bespoten worden of bespoten kunnen worden. De hoogste bestuursrechter, Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State, heeft in een aantal recente afspraken een belangrijke verandering teweeggebracht in de jurisprudentie over spuitzonering, die van toepassing kan zijn op jouw situatie.
Risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor omwonenden
Deze uitspraken gaan specifiek over situaties waarbij er woningen worden gerealiseerd nabij agrarische percelen waarop gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt of kunnen worden gebruikt. Bij het bespuiten van gewassen met gewasbeschermingsmiddelen ontstaat er een spuitnevel, ook wel drift genoemd. Deze spuitnevel kan neerslaan op woningen en tuinen van omwonenden van een agrarisch bedrijf, waardoor zij ook in bepaalde mate in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen.
Om risico’s voor de gezondheid van omwonenden zoveel mogelijk te beperken en om te voorkomen dat de omliggende agrarische bedrijven beperkt worden in hun bedrijfsvoering, moet er op grond van rechterlijke uitspraken een bepaalde afstand aangehouden worden tussen percelen met gevoelige functies en agrarische percelen waarop het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen krachtens het bestemmingsplan mogelijk is.
De vereiste afstand tussen gevoelige functies en agrarische percelen
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling wordt een afstand van 50 meter in het algemeen niet onredelijk geacht in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Dit kan je bijvoorbeeld teruglezen in een uitspraak van 23 september 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ8308). Deze bescherming komt niet alleen aan woningen toe, maar ook aan tuinen bij woningen, zoals je terug kan in lezen in een uitspraak van 10 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:276).
Een kleinere afstand dan 50 meter kan echter onder omstandigheden voldoende zijn, zolang de afwijking goed is gemotiveerd (ABRvS 6 juni 2018, no. 201704769/1/R1, r.o. 11.1.). De motivering van de afwijking wordt doorgaans in een locatiespecifiek onderzoek vastgelegd. Daarbij wordt er in deze locatiespecifieke onderzoeken gebruikt gemaakt van de modellen voor risicobeoordeling ontwikkeld door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). Het was niet ongebruikelijk dat in een dergelijk onderzoek werd geconcludeerd dat er ook bij een afwijking van de afstand van 50 meter sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij gevoelige functies, mits er als voorwaarde wordt gesteld dat er een wintergroene haag wordt aangeplant tussen de gevoelige functies en het agrarisch perceel. De toepassing van het model en de voorwaardelijke verplichting werden door de hoogste bestuursrechter als een deugdelijke onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening aangenomen.
Verandering in jurisprudentie
Door de recente uitspraken van de Afdeling van 19 oktober 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3023), 23 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3387) en 2 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2959) is er een verandering opgetreden in deze vaste jurisprudentielijn. De Afdeling heeft namelijk geoordeeld dat het EFSA-model te veel onzekerheden bevat om op verantwoorde wijze te bepalen of en in welke mate dit model kan worden gebruikt om betrouwbare inschattingen te maken van veilige afstanden ten opzichte van spuitzones.
Er zijn verschillende redenen voor dit oordeel:
- Geen inzicht voor mensen met bijzondere kwetsbaarheid: De Afdeling heeft vastgesteld dat het EFSA-model aanzienlijke onzekerheden bevat, wat betreft onder andere de gezondheidseffecten op kinderen onder de één jaar en zwangere vrouwen. Hiermee geeft het model geen inzicht in blootstellingsrisico’s voor mensen met bijzondere kwetsbaarheid.
- Geen inzicht in cumulatieve effecten: Ook heeft de Afdeling vastgesteld dat het EFSA-model geen rekening houdt met de cumulatieve effecten van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen noch met de eventuele gecombineerde werking tussen gewasbeschermingsmiddelen onderling.
- Geen inzicht in invloed van gebouwen en windhagen: Verder heeft de Afdeling geconstateerd dat het EFSA-model geen rekening houdt met de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen in de hoogte en de invloed van gebouwen op deze verspreiding. Evenmin wordt de effectiviteit van maatregelen zoals windhagen in het model meegenomen.
Als gevolg van deze tekortkomingen concludeert de Afdeling dat het EFSA-model geen geschikte basis biedt voor een locatiespecifiek onderzoek. Hierdoor werd er in alle drie uitspraken niet deugdelijk gemotiveerd waarom in het geval van woonpercelen die dichter dan 50 meter bij agrarische percelen liggen, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
Conclusie
Door deze verschuiving in de jurisprudentie is het nauwelijks meer mogelijk om deugdelijk te onderbouwen dat een afstand van minder dan 50 m voldoende is. Hierdoor zal het ongetwijfeld uitdagender worden om woningbouwplannen te realiseren in de nabijheid van agrarische percelen. Ook wordt hiermee het belang benadrukt van zorgvuldige afwegingen bij de planning van woningbouwprojecten en met name ook om te letten op de meest recente rechterlijke uitspraken! Tot slot legt het de noodzaak bloot voor verder onderzoek en ontwikkeling van modellen die nauwkeurigere risicobeoordelingen mogelijk maken, met name met betrekking tot de gezondheid en veiligheid van omwonenden.