De Raad van State heeft op 21 december 2022 uitgesproken dat handhaving door gemeente Asten terecht is, en dat de inmiddels verbeurde dwangsommen van € 500.000 ingevorderd kunnen worden.
Het recreatiepark Prinsenmeer in gemeente Asten is eigendom van de Oostappen groep van de heer Gillis. Op het recreatiepark woont een groot aantal arbeidsmigranten. De rechtbank heeft vorig jaar al vastgesteld dat dit wonen in strijd is met het bestemmingsplan, nu het park de bestemming “recreatie” heeft. Hierdoor is de gemeente bevoegd om handhavend op te treden. Alleen onder bijzondere omstandigheden behoeft de gemeente niet op te treden. Dit doet zich voor als er sprake is van concreet zicht op legalisatie of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de doelen die daarmee bereikt kunnen worden. Oostappen groep komt in hoger beroep op tegen deze uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelt als volgt.
Er is alleen concreet zicht op legalisatie als er een volledige vergunningaanvraag is ingediend, en er door de gemeente een begin is gemaakt met de uitvoering van de procedure. Een eerder ingediende aanvraag is echter ingetrokken. Hierdoor kan er geen sprake zijn van concreet zicht op legalisatie.
Oostappen heeft gesteld dat het Vakantiepark een oplossing biedt voor het aanbodtekort voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Oostappen stelt dat gemeente Asten zelf heeft vastgesteld dat er een tekort is aan huisvesting in de gemeente Asten, wat voor haar de reden is geweest om de huisvesting van arbeidsmigranten op het vakantiepark uit te breiden. Nu deze huisvesting een oplossing biedt voor een reëel probleem, is het onevenredig om hiertegen op te treden. De Raad van State vindt dat het huisvestingstekort voor arbeidsmigranten in de gemeente Asten een maatschappelijk probleem is, dat vooral werkgevers en werknemers raakt. Oostappen heeft niet aangevoerd waarom de handhaving haarzelf onevenredig raakt.
Oostappen heeft zich beroepen op het vertrouwensbeginsel. Gemeente Asten heeft in 2009 de beleidsnotitie “huisvesting arbeidsmigranten gemeente Asten 2009” vastgesteld. Voorafgaand daaraan hebben onderhandelingen met Oostappen plaatsgevonden. Aan die onderhandelingen mocht Oostappen het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat het college in elk geval zou instemmen met de huisvesting van 384 arbeidsmigranten op het vakantiepark. Daarnaast zou de gemeente toezeggingen hebben gedaan op basis waarvan mocht worden verwacht dat een tijdelijke omgevingsvergunning zou worden verleend. Daarvoor verwijst Oostappen naar de notulen van een overleg met de gemeente van 14 augustus 2017. Verder is de gemeente handhavend opgetreden terwijl partijen nog in onderhandeling waren. Dat er voorbehouden zijn gemaakt in de conceptovereenkomst, doet er niet aan af dat overeenstemming bereikt is over de essentiële punten.
De Raad van State wijst ook het beroep op het vertrouwensbeginsel af. Er is alleen vastgelegd dat de burgemeester zich zou inspannen dat voor de huisvesting een tijdelijke omgevingsvergunning zou worden verleend. Daarvoor moesten nog wel nadere afspraken worden gemaakt. Dit is dus niet een onvoorwaardelijke toezegging dat een omgevingsvergunning zou worden verleend en dat van handhaving zou worden afgezien. Bovendien heeft de gemeente in december 2018 aan Oostappen bericht dat er geen overeenstemming is bereikt en dat de huisvesting van arbeidsmigranten op het vakantiepark beëindigd moet worden. Pas in maart 2019, dus na de beëindiging van de onderhandelingen, is de gemeente overgegaan tot handhaving.
Ook het invordering besluit blijft in stand. Per geconstateerde overtreding was € 50.000 verschuldigd. Er zijn in de periode van 1 december 2020 tot 11 februari 2021 10 controles uitgevoerd en constateringsrapporten opgesteld. Uit deze rapporten blijkt dat er arbeidsmigranten op het park verbleven anders dan voor recreatie. Dit is onder andere aangetoond door een analyse van de nachtregisters van de personen die op het recreatiepark verblijven. Deze zijn door Oostappen zelf ingediend. Oostappen is de exploitant van het vakantiepark en heeft het ook in haar macht om de overtreding te beëindigen.
Het bewonen van woningen door arbeidsmigranten vindt op heel veel recreatieparken plaats. Uit deze uitspraak blijkt dat de Raad van State snel aanneemt dat er daarbij sprake is van strijd met het bestemmingsplan, en niet snel aanneemt dat het evenredigheidsbeginsel vertrouwensbeginsel daaraan in de weg staat. Als de overtreding eenmaal is vastgesteld, mogen er forse dwangsommen worden geheven. Ik verwacht dat dit zal leiden tot meer handhavingszaken in verschillende gemeenten. De vraag die gemeente zich maatschappelijk gezien dan wel zullen moeten stellen is, waar deze arbeidsmigranten dan wel onderdak kunnen vinden?