Het gebeurt helaas regelmatig: iemand bouwt een bouwwerk zonder de benodigde omgevingsvergunning, in de veronderstelling dat deze vergunningvrij is, en komt er later achter dat dit niet het geval is. In de meeste gevallen wordt deze persoon daarop attent gemaakt door een handhaver van de gemeente. In sommige gevallen blijft het niet bij een waarschuwing en volgt er een handhavingsbesluit van de gemeente, waarbij er een forse boete wordt opgelegd als de constructie niet wordt verwijderd.
Wat wel en wat niet mogelijk is volgens de regels van vergunningvrij bouwen, is een delicaat vraagstuk. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat bepaalde gronden niet als achtererfgebied worden beschouwd vanwege de bestemming of aanduiding die erop rust. Hierdoor is het niet toegestaan om daarop een vergunningvrij bijbehorend bouwwerk te plaatsen. Ook komt het vaak voor dat de oppervlakte van bouwwerken die zonder vergunning kunnen worden gebouwd, onjuist wordt berekend.
In deze zaak heeft een cliënt van Jurable een carport gebouwd in de veronderstelling dat dit zonder omgevingsvergunning mogelijk was. De gemeente heeft echter laten weten dat het niet in overeenstemming was met de regels van vergunningvrij bouwen. Daarop heeft cliënt alsnog een omgevingsvergunning aangevraagd om de carport te legaliseren.
De gemeente heeft echter besloten om de vergunning niet te verlenen. De reden hiervoor was dat de carport zich op het voorerf bevond. Volgens het bestemmingsplan was het in dit gebied niet toegestaan om gebouwen te bouwen in het voorerfgebied. Een vergunning in afwijking van het bestemmingsplan was dus vereist, maar de gemeente was niet bereid deze te verlenen. Het gebied waarin de zaak zich afspeelde, werd namelijk als zeer waardevol beschouwd vanwege het aanzicht en de landschapswaarden. Gebouwen op het voorerfgebied werden daarom door de gemeente als ongewenst beschouwd. Daarnaast gold er in dat gebied een strikt welstandsbeleid, dat ook geen gebouwen op het voorerf toestond.
Vervolgens heeft cliënt Jurable ingeschakeld om hem bij te staan in de bezwaarprocedure. Het aanknopingspunt dat wij vonden om het bouwwerk te behouden, was dat het bestemmingsplan het wel toestond om bouwwerken die geen gebouwen zijn in het voorerfgebied te plaatsen. Een gebouw wordt doorgaans gedefinieerd als elk bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk omsloten is door wanden, overdekt is en toegankelijk is voor mensen. De carport had drie wanden en moest dus gekwalificeerd worden als een gebouw. Door de zijwanden weg te halen, was het echter geen gebouw meer volgens de definitie van het bestemmingsplan. Zonder zijwanden werd het een bouwwerk dat geen gebouw was, en kon het in het voorerfgebied worden geplaatst.
Deze aanpassing was doorslaggevend in deze zaak. Door de zijwanden te verwijderen, paste het bouwwerk binnen het bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan was dus niet meer vereist. Dat is van groot belang, aangezien de weigeringsgronden voor een bouwwerk dat binnen het bestemmingsplan past limitatief zijn opgesomd. Als een vergunning in het bestemmingsplan past, kan het nog maar op enkele gronden worden afgewezen. Toetsing aan beleid is dan niet meer mogelijk. Een positieve welstandsbeoordeling blijft wel een voorwaarde. De welstandsbeoordeling is doorgaans beperkter bij bouwwerken die binnen het bestemmingsplan passen. Ook voor wat betreft de welstandsbeoordeling heeft het verwijderen van de zijwanden en enkele kleine aanpassingen aan het bouwwerk geleid tot een positieve beoordeling.
Kortom, uiteindelijk is er toch een vergunning verleend voor de carport!