In eerdere blogs hebben we al besproken dat de gemeente een beginselplicht tot handhaving heeft. Kort samengevat houdt die plicht in dat de gemeente tegen een illegale situatie moet optreden. Daarbij kan ze bijvoorbeeld eisen dat een bepaald gebruik wordt gestaakt of dat een illegaal bouwwerk wordt afgebroken. Als je de eis niet nakomt, dan kan je een forse boete verbeuren. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan de gemeente afzien van handhaving. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld concreet zicht op legalisatie. Wanneer je kan spreken van een concreet zicht op legalisatie, lees je in deze blog. In een andere blog hebben wij besproken dat het financieel niet kunnen dragen van een boete in de meeste gevallen niet als een bijzondere omstandigheid wordt gezien. Echter ook als er vaststaat dat de gemeente rechtmatig tot handhaving is overgegaan en de boete betaald moet worden, kunnen er toch redenen zijn om de hoogte daarvan aan te vechten. Hieronder bespreek ik een recente uitspraak van de hoogste bestuursrechter waarin de rechter redenen zag om de boete te verminderen.
Wat was er aan de hand?
In deze zaak gaat het om een eigenares van een woning in Amsterdam. Zij verhuurde deze woning aan vier mensen die niet tot één huishouden behoorden. Volgens de Huisvestingsverordening Amsterdam is het verboden om een zelfstandige woning in meerdere onzelfstandige woonruimtes om te zetten zonder een omzettingsvergunning. Aan de eigenares is voor deze overtreding een boete van € 6.000,- opgelegd. Wat voornamelijk ter discussie staat in deze zaak is niet de vraag of de boete rechtmatig is opgelegd, maar of er bijzondere omstandigheden zijn op basis waarvan de boete kan worden verminderd. De wet zegt namelijk dat ook als de hoogte van een bestuurlijke boete in een wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan alsnog een lagere boete kan opleggen als de overtreder aannemelijk kan maken dat er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de opgelegde boete te hoog is.
Redenen om de boete te verminderen
In een uitspraak van 20 juni 2018 heeft de hoogste bestuursrechter al bepaald dat een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht als bijzondere omstandigheden worden gezien die aanleiding geven om een boete te matigen.
In dit specifieke geval heeft de rechter bepaald dat er redenen zijn om de bestuurlijke boete te halveren. Daarbij heeft de rechter van belang geacht dat:
- Er geen meldingen waren van overlast door omwonenden;
- De eigenares binnen twee weken nadat de gemeente het voornemen tot handhaving heeft gestuurd alsnog een omzettingsvergunning heeft aangevraagd;
- De omzettingsvergunning ook achteraf is verleend. Daarbij motiveerde de gemeente dat de omzetting geen negatief effect had op het behoud van de woonruimtevoorraad en de leefbaarheid. Het heeft juist een positief effect gehad, aangezien het woningaanbod is vergroot.
- De eigenares op de gemeentelijke website heeft onderzocht welke regels er gelden voor het verhuren van kamers. De website heeft bij haar tot verwarring kunnen leiden omdat er niet werd verwezen naar de pagina waar regels voor woningdelen stonden.
Op grond van deze omstandigheden werd de bestuurlijke boete verlaagd. Uit de bovenstaande kan afgeleid worden dat er een zware bewijslast kleeft aan het aannemelijk maken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven voor het verminderen van de boete.