De vraag of een perceel binnen- of buiten de bebouwde kom gelegen is, is vaak niet eenvoudig om te beantwoorden, maar wel heel belangrijk. Binnen de bebouwde kom bestaan namelijk veel meer mogelijkheden om te bouwen of het gebruik van een perceel te wijzigen, dan buiten de bebouwde kom.
Binnen de bebouwde kom meer mogelijkheden
Dat binnen de bebouwde kom meer mogelijkheden bestaan dan buiten de bebouwde kom blijkt bijvoorbeeld heel duidelijk uit de kruimelregeling. De kruimelregeling maakt het mogelijk om te bouwen of een perceel in afwijking van het bestemmingsplan te gebruiken, mits de gemeente bereid is om hiervoor vergunning te verlenen. Binnen de bebouwde kom kan de kruimelregeling in principe voor iedere gebruikswijziging worden toegepast. Hierbij kan het dus gaan om de transformatie van een kantoorpand tot appartementen, maar bijvoorbeeld ook om de wijziging van een maatschappelijke bestemming naar “Horeca”. Buiten de bebouwde kom daarentegen kan de kruimelregeling voor wijziging gebruik alleen worden toegepast als het een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen betreft.
Wanneer is een perceel binnen de bebouwde kom gelegen?
Helaas is de plaats van het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft hierbij niet bepalend. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hierna te noemen “de Afdeling”, is van belang of sprake is van een concentratie van bebouwing en of het gebied door de bebouwing overwegend een woon- of verblijffunctie heeft. Recent heeft de Afdeling hier nog een uitspraak over gedaan.
Het ging in deze zaak om de verbouw van een hooiberg tot een Bed en Breakfast. De aanvraag was in strijd met het bestemmingsplan, omdat de maximale bouw- en goothoogte werd overschreden. De gemeente besloot daarom om een omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van de kruimelregeling. In beroep wordt deze vernietigd omdat de hooiberg buiten de bebouwde kom is gelegen, en de kruimelregeling dus niet van toepassing is. Vergunninghoudster gaat in hoger beroep tegen deze gegrondverklaring.
Vergunninghoudster stelt dat de hooiberg wel in de bebouwde kom ligt, onder andere omdat het om een woon- en verblijfsgebied gaat, de woningen op veel minder dan 100 meter afstand van elkaar zijn gelegen, er feitelijk meer woningen en bewoners aanwezig zijn dan waar de rechtbank vanuit is gegaan, er in de omgeving van het perceel aaneengesloten bebouwing van veel kassencomplexen staan, en de dorpskern zich op heel geringe afstand bevindt.
De Afdeling herhaalt allereerst dat het antwoord op de vraag of het perceel binnen de bebouwde kom gelegen is, van feitelijke aard is. Van belang is of sprake is van een concentratie van bebouwing en of het gebied door die bebouwing overwegend een woon- of verblijffunctie heeft.
Vervolgens stelt de Afdeling dat het gebied waarin het perceel gelegen is zich aan het eind van een doodlopende weg bevindt. In het gebied bevinden zich ongeveer 8 tot 10 vrijstaande woningen bevinden, met onderlinge afstanden tussen de 25 en 65 meter. Vervolgens overweegt de Afdeling dat het gebied geen aansluiting heeft met overige bebouwing, waardoor sprake zou kunnen zijn van verlenging van de bebouwde kom door bijvoorbeeld lintbebouwing. Ook kan er volgens de Afdeling geen sprake zijn van een woon- of verblijffunctie, onder andere vanwege de aanwezige kassenbebouwing.
Verder overweegt de Afdeling dat er weliswaar sprake is van enige concentratie van gebouwen ten opzichte van de omgeving, maar de omvang daarvan te gering is om te kunnen spreken van een aaneengesloten bebouwing die het gebied een overwegende woon- of verblijffunctie geeft. De omstandigheid dat het volgens vergunninghoudster om veel meer woningen en bewoners gaat dan waar de rechtbank vanuit is gegaan doet hier niet aan af. Daarnaast kan er volgens de Afdeling geen sprake zijn van een samenhangende structuur in dichtheid en onderlinge afstand van de bebouwing nu er enige en verschillende afstanden bestaan tussen de gebouwen en er tussen sommige adressen water en grasland gelegen is.
De conclusie van de Afdeling luidt dan ook dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het gebied niet in de bebouwde kom gelegen is en het college daarom ook niet bevoegd was om vergunning te verlenen met toepassing van de kruimelregeling. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
Conclusie
Uit deze uitspraak blijkt wel weer dat het bepalen of een gebied al dan niet binnen de bebouwde kom gelegen is, niet eenvoudig is. Wel kunnen we uit deze uitspraak enkele belangrijke criteria halen. Ten eerste dient het gebied waarin het perceel gelegen is overwegend een woon- of verblijffunctie te hebben. Daarnaast dient het te gaan om een concentratie van bebouwing, waarmee wordt bedoeld dat de bebouwing zo veel mogelijkheid aaneengesloten is en de afstanden tussen de gebouwen niet te groot zijn en ook niet te veel verschillen.